hetverhaal van Khalid, Michai, Suzanne en Dalilla
Vier theatermakers - Khalid Koujili El Yakoubi, Michai Geyzen, Suzanne Grotenhuis en Dalilla Hermans – ontmoeten elkaar op het Krugerplein in Borgerhout.
Een barkoude maar even zonnige namiddag voor kerst. Een gesprek tussen vier theatermakers, alle vier dertigers, alle vier maker van een jeugdvoorstelling die dit voorjaar in hetpaleis in première gaat. Sommigen werkten eerder samen en zijn verheugd elkaar terug te zien, voor anderen is het een eerste warme kennismaking. Er is koffie, carrot cake én een overload aan gespreksstof.
Welke verhalen willen ze vertellen aan de volwassenen van morgen? Hoe vertalen ze maatschappelijke kwesties naar hun leefwereld? Hoe kijken ze naar de toekomst van het (jeugd)theater? Een namiddag om de vinger aan de pols te leggen, maar ook om het over musicals, youtubers en paddenstoelen te hebben, en om véél te lachen.
Van afbrekende gletsjers lig ik soms wakker, maar over de toekomst van het jeugdtheater ben ik optimistisch.
Kennen jullie elkaar? En hebben jullie elkaars werk al ooit gezien?
Dalilla: Ik ken iedereen van ziens, maar kan jullie niet meteen plaatsen.
Michai: Khalid en ik hebben al samengewerkt. Toen ik in het tweede jaar van de regieopleiding in Maastricht zat, speelde hij mee in een oefening van mij. Wij kennen elkaar dus al zo’n tien jaar.
Suzanne: Ik ga eigenlijk veel te weinig naar theater kijken. Ik ben dus slecht op de hoogte van wat er gemaakt en gespeeld wordt.
Hoe komt dat?
Suzanne: Als je zelf veel speelt en toert, is dat altijd moeilijk. Het afgelopen jaar was er ofwel niets te zien ofwel ineens heel veel. Naar mijn gevoel heb ik alles gemist. Ik durf dus niet meer te zeggen dat ik mensen hun werk ken.
Dalilla: Dat is zeer herkenbaar, ik ga ook veel te weinig naar theater. Ik heb heel lang geleden in hetpaleis gewerkt, achter de ticketbalie, dat was mijn eerste job ooit. Door dat twee jaar te doen kende ik heel veel artiesten en theatermakers bij naam en toen volgde ik alles wat er speelde, maar daarna… life happened. Het is opvallend dat ik minder ga kijken nu ik zelf voorstellingen maak.
Michai: Ik heb de afgelopen maanden wel veel gezien. Ik had er echt nood aan, ik was zo blij dat het weer kon en heb een stevige inhaalbeweging gemaakt. Maar het ligt echt aan het moment waarin ik me bevind, als ik zelf iets aan het maken ben ga ik nauwelijks naar ander werk kijken.
Dalilla: Het kan me enorm onzeker maken om iemand anders’ werk te zien terwijl ik zelf in een creatieproces zit. Onlangs ging ik naar de opera en hoewel het een totaal ander soort voorstelling was dan degene die ik aan het maken ben, was ik echt geïntimideerd. Ik dacht “we stoppen ermee”.
Khalid: Ik ga nu veel minder vaak naar theater dan toen ik Drama studeerde aan KASK in Gent. We kregen toen pasjes waarmee we bij verschillende theaters in de stad gratis naar het theater mochten en toen zag ik zo’n veertig à vijftig voorstellingen per seizoen. De laatste twee jaar heb ik veel minder gezien. Eenmaal je volledig in je eigen werk duikt, wordt dat gewoon moeilijker, inderdaad.
Alle vier maken jullie theater voor kinderen en jongeren. Gingen jullie zelf als kind vaak naar theater?
Dalilla: Mijn vader had een abonnement in de Warande in Turnhout dus daar kwamen we vaak. Ik herinner me vrij goed dat ik een van de weinige kinderen in mijn dorp was die veel voorstellingen zag.
Vond je het toen al leuk om naar theater te gaan?
Dalilla: Niet altijd. Maar er zijn een aantal voorstellingen die ik op jonge leeftijd heb gezien die me toch zijn bijgebleven. Het kan dus moeilijk anders dan dat contact met theater me beïnvloedt heeft, al kan ik me moeilijk voorstellen dat ik daar zelf actief om vroeg. Wij deden dat gewoon bij ons thuis.
Khalid: Ik heb van thuis uit niet echt de gewoonte meegekregen om naar het theater te gaan. Wanneer ik elf of twaalf was, had ik een leerkracht die ons meenam naar allerlei voorstellingen en toen is mijn liefde voor het medium ontstaan. Toen ik wat ouder werd, ging ik ook regelmatig op eigen initiatief kijken. Eenmaal ik theater in Gent studeerde, zag ik vaak drie à vier voorstellingen per week.
Suzanne: Toen ik vier was had ik een leraar die musicals organiseerde. Dat was meteen een schot in de roos. Ik speelde een paddenstoel en mocht een lied zingen en ik vond het zo geweldig dat ik niet meer wilde stoppen. Het was dus al vroeg duidelijk dat ik graag op het podium sta. Later ben ik naar de circusschool gegaan en aangezien ik ben opgegroeid in Amsterdam, had ik veel mogelijkheden om naar het theater te gaan.
Michai: Ik heb voor mijn zeventiende hooguit twee voorstellingen gezien waarvan de musical Suske & Wiske.
Dalilla: Hé die heb ik ook gezien!
Suzanne: Ik ook!
Michai: Dat was fantastisch! Een woestijn gemaakt uit lakens en wind en Stanny Crets* als Jerommeke. Verder heb ik een keer een voorstelling gezien tijdens een schooluitstap, dat was het. In het zesde middelbaar zat ik met iemand in de klas die bij een plaatselijke toneelvereniging speelde. Ik ging kijken en vond het zo fantastisch dat ik het jaar daarop zelf op de planken stond. Toen begon het voor mij, spelen, maken en kijken. Het eerste stuk waarin ik meespeelde, was een bewerking van Romeo en Julia die net voor de première werd afgelast. We hadden nauwelijks gerepeteerd en geen flauw idee wat we moesten doen. Ik heb dus al wat ervaring met afgelaste voorstellingen. (glimlacht)
Jullie voorstellingen zijn zeer verschillend, maar ze hebben één ding gemeen: ze zijn gemaakt voor kinderen of jongeren. Wat trekt jullie aan in een jong publiek?
Suzanne: Onze voorstelling, Familie Grrr, is voor kinderen vanaf 4 jaar gemaakt. Dat is een leeftijdsgroep die duidelijke beelden nodig heeft. Je moet niet met een complex plot komen aanzetten. Ik vond het zo’n inspirerende oefening om het doormaken van een echtscheiding als gezin te proberen vatten in theatrale beelden, zeker omdat we bij De Nwe Tijd doorgaans heel erg vanuit tekst vertrekken. Voor deze doelgroep moest ik radicaler zijn. Dat leverde een compromisloze en grappige voorstelling op. Het was zo leuk om te doen dat ik achteraf dacht: “Ik wil nooit nog iets anders doen!”. De voorstelling is best rock ‘n roll, hoewel ze voor kleuters is gemaakt. Veel voorstellingen voor kinderen zijn eigenlijk een pak gedurfder en cooler dan die voor volwassenen.
“Spelen voor een zaal met tweehonderd zesjarigen, is echt een feest.” Michai
Michai: Vuur/toren is gemaakt voor kinderen vanaf 6 jaar. De abstracte verbeelding van kinderen van die leeftijd is veel meer uitgesproken dan dat bij tieners en volwassenen het geval is. Als maker kan je in beelden spreken en de kinderen maken er hun eigen verhaal van.
Suzanne: En tegelijkertijd snappen ze alles!
Michai: Spelen voor een zaal met tweehonderd zesjarigen, is echt een feest.
Suzanne: Dat is bij ons ook zo, het dak gaat eraf. Veel meer dan bij een beleefd volwassen publiek dat geconcentreerd kijkt en achteraf applaudisseert, heb je bij kinderen meerdere ontploffinkjes van enthousiasme doorheen de voorstelling.
Michai: Als ze het niet goed vinden, merk je het ook meteen. Soms slaakt iemand een kreetje of draait zich om, en dan weet je: het is even te veel, of net heel saai.
Khalid: De bevrijding van het edelhert is voor kinderen vanaf 9 jaar. Voor ons zijn vooral de schoolvoorstellingen heel belangrijk omdat het publiek daarbij veel minder gesegregeerd is dan wanneer kinderen met hun ouders komen kijken. Je speelt dus echt voor kinderen van verschillende afkomsten. Op die leeftijd heb je nog een open blik wat betreft gender en andere onderverdelingen die wij als volwassenen onbewust maken als we naar andere mensen kijken. Bovendien kunnen kinderen heel verrassend uit de hoek komen, dat houdt de voorstelling fris.
Michai: Kinderen zijn veel minder geremd als ze in schoolverband komen kijken dan als ze met hun ouders komen, dat verschil merk je echt.
Dalilla: Us, (k)now, de voorstelling die ik aan het maken ben, is 14+ en die plus nemen we heel serieus. Ik denk dat het ook heel goed gaat werken voor volwassenen. Dit is nog maar mijn tweede voorstelling die ik maak en ik ben door allerlei toevalligheden bij theatermaken uitgekomen. Voor mijn vorige creatie, Her(e), heb ik een groep zwarte vrouwen meegenomen op weekend. Vanuit de gesprekken die daar plaatsvonden, heb ik een monoloog geschreven. Een van de vrouwen die mee was zei “Wat als we dit hadden kunnen doen toen we jong waren? Dan waren we andere mensen geworden”. Zo is het idee voor deze voorstelling ontstaan. Ook met zwarte tienermeisjes zijn we een aantal dagen in afzondering geweest. Wat wel anders is deze keer, is dat ze ook allemaal meespelen.
Hoe het publiek de voorstelling zal ervaren, kan ik nog niet zeggen, maar het werken met de jongeren is sowieso ontzettend boeiend. Ze zijn tussen de dertien en achttien jaar oud en elke keer als we elkaar zien zijn ze totaal veranderd. Ergens herken ik mezelf heel erg in hen, maar toch leven ze echt in een andere tijd dan die waarin ik tiener was. Het is voor mij als theatermaker, schrijver en moeder zo leerrijk om tijd met hen door te brengen, ik leer meer van hen dan zij van mij.
Suzanne: Bij De Nwe Tijd hebben we het er soms over dat al onze voorstellingen voor veertien and up zouden moeten zijn. Wel, misschien niet alles want dan willen sommigen van hen nooit meer naar theater, maar ik vind dat toch een goede leeftijd om je naar te richten.
Jullie snijden allemaal maatschappelijke thema’s aan die jullie vertalen en theatraliseren voor een jong publiek. Hoe gaan jullie daarbij te werk?
Suzanne: Ik ben in gesprek gegaan met een aantal kinderpsychiaters en -therapeuten om een beeld te krijgen van wat een echtscheiding doet met een jong kind. Een op de twee koppels in Vlaanderen gaat uit elkaar, dus heel veel peuters maken een scheiding mee of gaan het nog meemaken. De algemene reflex van ouders lijkt te zijn om het er niet over te hebben omdat ze denken dat het kind te jong is om de situatie te begrijpen. Daar gaat het fout. Mijn ouders gingen uit elkaar toen ik twee en een half was en ik werd daar niet actief bij betrokken. Ik wou onderzoeken hoe dat anders kan.
Via speltherapie laten kinderen vaak wel merken hoe het met hen gaat. Op die leeftijd vormen je ouders en je thuis de kern van je leefwereld. Dus als daar een verandering plaatsvindt, is dat zeer ingrijpend. Als je dan enkel te horen krijgt dat het allemaal wel zal meevallen, kan je je verdriet, woede en onbegrip niet plaatsen. Daarom laat de voorstelling net die donkere kant zien, zodat die ook mag bestaan. Daardoor is de voorstelling vaak heftig en met momenten zelfs eng, vandaar een echtscheidingsthriller, maar ze brengt wel iets teweeg.
Ik denk dat het voor veel ouders confronterender is om de voorstelling te zien dan voor de kinderen. Ik wil niet moraliserend zijn - alsof ik de perfecte ouder ben - maar alle specialisten waarmee ik sprak, onderstreepten dat er te weinig met kinderen wordt gepraat in echtscheidingssituaties. Ik hoop dat de voorstelling een aanzet kan zijn om daar anders mee om te gaan.
“Je mag als ouder verdriet en frustratie tonen, kinderen kunnen dat aan. Zolang je maar niet doet alsof er niks aan de hand is.” Suzanne
Dalilla: Dat is heel herkenbaar voor mij. Als moeder heb ik echt geleerd dat als ik eens ruzie maak met mijn man - wat natuurlijk af en toe gebeurt - mijn kinderen ook moeten zien hoe we het weer bijleggen. Anders maken ze alles in hun hoofd veel groter en erger dan het is.
Suzanne: Je mag als ouder verdriet en frustratie tonen, kinderen kunnen dat aan, zeker als je het er achteraf met hen over hebt. Zolang je maar niet doet alsof er niks aan de hand is.
Khalid: Wij hebben ervoor gekozen om een dierenfabel te gebruiken om het over systemen van uitsluiting te hebben. Pieter De Buysser schreef een tekst over een bos waarin herten de macht hebben, maar waar ook veel andere dieren wonen. Zo is er een olifant die daar geboren is, maar zich niet thuis voelt, een dolfijn die er nog maar net is en probeert te aarden en een giraf die op de vlucht is. Er gelden allerlei wetten over wie wat wel of niet mag doen en wie zich daar niet aan houdt, belandt in de gevangenis. Die verhaallijn is gebaseerd op een zaak uit Frankrijk waarbij iemand werd vervolgd voor het verlenen van onderdak aan een asielzoeker.
Dit soort verhalen hebben we verwerkt in onze politieke fabel. Het is tegelijkertijd zo mooi en confronterend om te zien hoeveel kinderen zich hierin herkennen en het gevoel hebben dat hun verhaal eindelijk verteld wordt. Kinderen zijn zich heel bewust van deze problematiek, nog meer dan we aanvankelijk dachten. De voorstelling eindigt met een open gesprek zodat vragen uit het publiek een plaats kunnen krijgen.
Michai: Vuur/toren gaat over de laatste drie vuurtorenwachters ter wereld. Het beroep van vuurtorenwachter verdwijnt doordat vuurtorens geautomatiseerd worden. Ik ben al lange tijd bezig met het thema ‘je thuis voelen’, daar ging mijn voorstelling De passant ook over. Ik vroeg me af hoe de vuurtorenwachters, die ervoor zorgen dat iedereen veilig thuis komt, zelf de weg naar huis vinden als ze door iedereen vergeten worden. Mieke Versyp, de dramaturg, waakt erover dat alles begrijpbaar is voor jonge kinderen en we houden try-outs waarbij we feedback krijgen van het beoogde publiek. Dat is zeer waardevol. Het is echt een familievoorstelling, die werkt voor zesjarigen maar even goed voor tieners, ouders en grootouders.
Dalilla: Bij onze voorstelling is de vertaling van maatschappelijke thema’s naar theater snel gemaakt, want het zijn de jongeren over wie de voorstelling gaat, die ook de microfoon in handen hebben. De basis is hun verhaal. Als auteur heb ik dat natuurlijk wat naar mijn hand gezet en er een ritme in gestoken, maar alle input komt van de spelers. Er waren zelfs een aantal dingen die ik heel graag in de voorstelling had gezien die bij hen blijkbaar niet zo spelen. Daar heb ik vrede mee moeten nemen. Ik heb leren volgen wat hen bezighoudt en probeer dat in de best mogelijke vorm te gieten.
Suzanne: Wij hebben een voorbereidende workshop gegeven aan vierjarigen. Dat waren drie enorm vermoeiende dagen waarin ik vooral boterhammen moest sorteren en billen afvegen, maar toch denk ik dat ik de voorstelling niet had kunnen maken als ik dat niet had gedaan.
Zijn er bepaalde verhalenvertellers of kunstenaars waar jullie naar opkijken?
Suzanne: Ik ben niet iemand die met inspiratiebronnen werkt. De tekst staat bij mij centraal; Suze Milius daarentegen, die voor Familie Grrr de regie deed, doet dat wel. Zij brengt altijd fantastische kunstboeken en filmscènes mee waar ik dan met grote ogen naar zit te kijken. Mijn hoofd werkt anders, maar daarin vullen we elkaar dus goed aan.
Michai: Ik vind musicals fantastisch. Dat gevoel voor esthetiek, I love it. Musical wordt als genre zwaar onderschat, maar ik kan daar echt van genieten, zo’n totaalbeleving. West Side Story is de film die ik het vaakst gezien heb, misschien omdat het een van de weinige VHS-cassettes was die we thuis hadden. Ook choreografen als Bob Fosse vind ik heel inspirerend. En ik lijkt ook niet om scandinavische filmmakers en Tarkovsky heen te kunnen.
“Ik vind het heel cool om te zien hoeveel zwarte Amerikaanse vrouwen het aan het maken zijn in de film- en tv-wereld, zoals Ava DuVernay en Shonda Rhimes.” Dalilla
Heb je zelf al musical gemaakt?
Michai: Een keer, met amateurspelers. In Vuur/toren zit veel muziek, maar het is geen musical. Al durft er al eens een moment à la Britney Spears of Backstreet Boys voorbij te komen.
Dalilla: Geweldig! Ik kom kijken. Zelf heb ik lang proberen ontkennen hoe hard ik gevormd ben door alles wat Afro-Amerikaans is, maar nu besef ik dat dat gewoon het enige was wat er tijdens mijn jeugd was qua representatie van zwarte cultuur in de zwarte media. De films van Spike Lee, de boeken van Toni Morrison, de hiphopcultuur… daar ben ik mee opgegroeid en dus heeft dat mijn schrijven en denken gevormd. Later heb ik bewust meer werk van Afrikaanse makers en uit de diaspora opgezocht, wat een verrijking is geweest. Vandaag vind ik het heel cool om te zien hoeveel zwarte Amerikaanse vrouwen het aan het maken zijn in de film- en tv-wereld, zoals Ava DuVernay en Shonda Rhimes.
“Ik wil voornamelijk feiten uit de actualiteit in het theater tonen, die verhalen vertellen en laten zien welke structurele ongelijkheden erachter schuilen.” Khalid
Khalid: Ik ben ongetwijfeld schatplichtig aan een heel aantal kunstenaars, maar er zijn weinig mensen waar ik echt naar opkijk. Het zijn voornamelijk feiten uit de actualiteit die me aangrijpen die ik in het theater wil tonen omdat ik het belangrijk vind om die verhalen te vertellen en te laten zien welke structurele ongelijkheden erachter schuilen. In de vertaling naar een voorstelling voed ik me uiteraard met allerlei kunstwerken, maar dat is niet het uitgangspunt van hoe ik werk.
“Van afbrekende gletsjers lig ik soms wel wakker, maar over de toekomst van het jeugdtheater ben ik optimistisch.” Suzanne
Jullie maken theater voor de generaties van morgen. Hoe kijken jullie naar de toekomst? Zijn jullie hoopvol?
Suzanne: Zeker. Er wordt zoveel sterk jeugdtheater gemaakt in België. Ik hoop dat iedereen daar de kracht en het belang van blijft inzien, ook de politici. Het samenkomen van spelers, makers, technici en publiek in een ruimte om daar samen iets te beleven, is en blijft bijzonder. Theater hoeft niet levensveranderend te zijn, maar als vorm heeft het zoveel potentieel. Ik ben extreem blij dat ik dit mijn werk mag noemen. Van afbrekende gletsjers lig ik soms wakker, maar over de toekomst van het jeugdtheater ben ik optimistisch. Als ik met de generatie van mijn ouders vergelijk en zie hoe kinderen nu worden opgevoed, is er enorm veel veranderd. Op vijftig jaar tijd ziet de wereld er helemaal anders uit.
Michai: Ik zit met een dubbel gevoel. Er zitten zeven magere jaren aan te komen voor de kunsten, vrees ik. We zijn veel te weinig geëmancipeerd en moeten ons steeds meer verantwoorden voor wat we doen. We moeten veel stelliger durver zijn, ons eigen belang niet te hard in vraag stellen. Hopelijk kunnen we de neerwaartse spiraal zo keren. Dit moment voelt echt als een keerpunt: gaan we bovengronds blijven strijden voor wat we doen, of gaan we even naar de achterkamers verdwijnen om daarna als een feniks uit de as te herrijzen?
Khalid: Ik probeer hoopvol te blijven, al is dat niet altijd makkelijk. De noodzaak om dingen te maken en verhalen te vertellen is zowel bij mij als bij collega’s nog steeds groot, misschien wel groter dan ooit. Ik denk dat iedereen het belang van live samenkomen nu wel inziet. Mensen zullen wel terug naar het theater komen, al zal het misschien even tijd kosten.
Dalilla: Ik ben een stuk minder hoopvol. De verkiezingen van 2024 gaan een donkere tijd inluiden, vrees ik. En ik denk dat we daar onvoldoende op voorbereid zijn. Als rechts nog meer macht krijgt, gaat dat enorme invloed hebben op de cultuursector. Het zal misschien niet van de ene dag op de andere de wereld veranderen, maar de gevolgen op lange termijn zullen heftig zijn. Daarom ben ik dankbaar voor alles wat ik nog voor die tijd kan maken. Ik ben wel hoopvol dat er steeds kunstenaars en activisten zullen zijn die zich zullen blijven verzetten en alternatieven verbeelden. Maar maatschappelijk gezien maak ik me grote zorgen. We moeten vandaag al beginnen vechten voor wat we we belangrijk vinden.
“We moeten veel meer durven spreken met de media waarmee jongeren in aanraking komen als we hen nog willen bereiken en boeien.” Michai
Suzanne: Als ik op een gegeven moment niet meer kan maken wat ik wil maken, dan ga ik misschien wel iets anders doen. Ik heb ook geen zin meer om met nog minder middelen theater te maken, ik ben zo blij met de weinige rechten die we hebben kunnen veroveren. Ik zal me niet snel meer neerleggen bij slechtere omkadering voor wat we doen.
Michai: We moeten nog veel meer durven spreken met de media waarmee jongeren in aanraking komen als we hen nog willen bereiken en boeien.
Misschien moeten we allemaal Youtuber worden.
Dalilla: We moeten Youtubers op zijn minst serieus nemen. Ze hebben enorm veel invloed.
Suzanne: Ik ben daar niet pessimistisch over. Ja, kinderen en jongeren zijn vaak met tablets en smartphones bezig, maar ze hebben nog steeds veel verbeelding en individuele interesses.
Dalilla: Klopt, maar waar jongeren hun informatie vandaan halen, is wel radicaal veranderd. Dus ik volg Michai wel dat we als sector ook op die plekken aanwezig moeten zijn.
Michai: De tijd waarin we gewoon iets maakten en zeiden: dit is mijn werk, te nemen of te laten, is voorbij. We moeten van bij het begin tot het einde van een proces connectie maken met de mensen voor wie we kunst maken.
Wie is wie
Khalid Koujili El Yakoubi (°1989) is acteur en theatermaker. Hij studeerde drama aan het KASK. In zijn afstudeervoorstelling Don’t make it about you (2019) deed hij een dieper onderzoek naar de representatie van ‘de ander’ in het Westers theater. Khalid verdiept zich in andere narratieven dan de heersende en onderzoekt hoe hij daarmee aan de slag kan. Samen met Thomas Bellinck maakt hij bij hetpaleisDe bevrijding van het edelhert (9+), hun eerste voorstelling voor jong publiek.
Michai Geyzen (°1983) is theatermaker en acteur. Hij studeerde af als regisseur en docent aan Toneelacademie Maastricht. Bij Laika maakte hij eerder de voorstellingen Über-ich en De Passant. Samen met Stijn Van de Wiel vormt hij ook het gezelschap De Mannschaft (Liv, Dethleff, Claire, John & Jane). Voor hetpaleis & Laika maakt hij de voorstelling Vuur/toren (6+), over het barre bestaan van vuurtorenwachters.
Suzanne Grotenhuis (°1985) is acteur en theatermaker. Ze studeerde af aan de opleiding Dora van der Groen. Samen met Freek Vielen en Rebekka de Wit vormt ze sinds 2017 de artistieke leiding van De Nwe Tijd. Voor haar solovoorstelling On Ice trok ze alleen een maand door de Australische woestijn. Recent ging ook haar nieuwe voorstelling Holy Shit in première. Voor hetpaleis & De Nwe Tijd maakt ze Familie Grrr (4+), een voorstelling over een echtscheiding.
Dalilla Hermans (°1986) is auteur, opiniemaker, columnist en theatermaker. Ze schreef verschillende boeken waaronder het autobiografische werk Brief aan Cooper en de wereld, de thriller Black-out en recent Het laatste wat ik nog over racisme wil zeggen. Ze heeft een vaste column in De Standaard en was redactrice bij Charlie Magazine. Daarnaast geeft ze regelmatig lezingen en workshops over racisme, representatie en diversiteit. Na haar theaterdebuut Her(e) maakt ze nu Us,(k)now bij hetpaleis & NTGent.
Wannes Cré: foto's & Simon Baetens: tekst.
*noot: Dirk Bosschaert speelde Jerom in Suske en Wiske de musical.